(Chaetomorpha Chaetomorpha)
Beschrijving borstelwieren
Borstelwieren zijn draadvormige groene wieren, de draden zijn 1 cel dik. Sommige soorten zitten vast op een harde ondergrond. Andere soorten, zoals C. linum, vinden we vooral op droogvallende zand- of slikplaten of tussen andere wieren. De dikte van de draden is vaak een onderscheidend kenmerk.
De soort chaetomorpha omvat:
- C. moniligera
- C. sp. WC
- C. antennina
- C. linum (visdraad)
- C. okamurae
- C. aerea
- C. brachugona
- C. spiralis
Het is een uitstekend wier om in aquaria te gebruiken: de cellen groeien dusdanig dat er strengen of draden ontstaan die lijken op een bol vislijn. Het wier groeit snel en is sterk. Het absorbeert nitraat en fosfaat uit het water en biedt bovendien becherming en een ideaal leefgebied voor micro fauna.
Chaetomorpha aerea
Beschrijving
Chaetomorpha aerea is een van de bekendere soorten van dit geslacht.Het wier zit vast aan een ondergrond. De draden zijn enkele tientallen centimeters lang en zitten in groepjes bij elkaar (vandaar waarschijnlijk de naam borstelwier). De onderste cellen zijn de langste. Dikte van de draad is maximaal ca. 0,3 mm. Voortplanting is uitsluitend ongeslachtelijk, d.m.v. sporen die in de bovenste paar cellen gevormd worden. De cellen zijn ongeveer overal even breed, dit in tegenstelling tot Chaetomorpha melagonium (zie hieronder), waar de cellen in het midden het breedste zijn.
Leefgebied
Laag in het intergetijdengebied en iets dieper, redelijk algemeen op plaatsen met wat ruwere omstandigheden. Verspreiding: Noorwegen tot aan de Canarische Eilanden; ook aan de Amerikaanse oostkust. Opmerking: Sommigen beweren wel, dat dit geen aparte soort is, maar een vorm van C. linum. Dit is echter niet zo waarschijnlijk. C. linum kent wel geslachtelijke voortplanting en de draden kunnen aanzienlijk langer worden, tot wel enkele meters lang! Het zijn dan vaak enorme kluwens die je niet meer uit elkaar kunt halen.
Chaetomorpha melagonium
Beschrijving
Ook dit wier hecht zich aan een ondergrond. De draden van deze soort zijn enkele tientallen centimeters lang en staan alleen of in kleine bosjes. Niet soepel. Nogal dik: tot 0,8 mm in doorsnede. Kleur blauwgroen tot gifgroen, soms iriserend. De cellen zijn in het midden het breedst, dit in tegenstelling tot Chaetomorpha aerea , waar de cellen ongeveer overal even breed zijn.
Leefgebied
Laag in het intergetijdengebied, op plaatsen waar de omstandigheden aan de ruwe kant zijn. Soms samen met C. aerea . Niet zo algemeen voorkomend.
Verspreiding
Van Frankrijk tot Spitsbergen; verder een circumpolaire verspreiding.
Visdraad (Chaetomorpha linum)
Visdraad ziet er uit als kluwens dofgroen nylondraad. Een draad bestaat uit een rij cellen die zo groot zijn, dat ze met het blote oog te zien zijn. Dit wier kan zonder vaste ondergrond door blijven groeien. Vooral in de zomer liggen op het wad vaak grote kluwens visdraad, die beschutting bieden aan vlokreeftjes, strandkrabben en wadslakjes. Visdraad wordt gebruikt in aquaria om het water te zuiveren. Het wordt vooral gevonden op droogvallende zand- of slikplaten of tussen andere wieren.
Chaetomorpha mediterranea
Een sponsachtige massa. Heeft een lange thallus (voet) die 1 meter lang kan worden. Het wier kan vastzitten aan de ondergrond of los drijven. De kleur is gras- tot geelgroen.